Onder restauratie wordt verstaan het weer in de oorspronkelijke staat terugbrengen en speelbaar maken van een instrument. Meestal betreft dit instrumenten uit de 19e eeuw. Vooral in de eerste helft van de 19e eeuw waren er grote verschillen zowel in mechaniek als in toonkarakter (Frans, Duits, Engels), het handmatige bouwproces van de piano gaf een meer eigen stempel aan speelwijze en klank-karakter. De diversiteit is bijzonder interessant met name de verschillen tussen de Engelse, Weense en Franse instrumenten, zowel op het vlak van materialen en mechaniek als op het vlak van toonvorming en klank.
Restauratie en reparatie zijn meestal evenwichtige elementen bij het werkproces. Onderdelen zijn verschillend van vorm bij iedere bouwer in de eerste helft van de 19e eeuw. De pianobouw was nog in volle ontwikkeling. Iedere gerespecteerde pianobouwer had zijn eigen klankvoorstelling en klankideaal, ook de constructie van het instrument en het speelmechaniek verschilde van elkaar. De industriële mechanisatie kwam in de 2e helft van de 19e eeuw op gang. De ontwikkelingen in de productieprocessen van ijzer, staal en vilt gaven vernieuwende mogelijkheden. De muziekpraktijk vroeg om uitbreiding van de toonomvang van de piano en een groter volume (dikkere snaren/grotere trekspanning).
Het snelle dubbele repetitie-mechaniek, uitgevonden door Erard in 1821, kreeg zijn meest rendabele vormgeving (1880).
Vanaf 1850, maar vooral de laatste twee decennia van de negentiende eeuw, ontstonden er bedrijven die zich specialiseerden in pianoonderdelen zoals hamerkoppen, mechaniek-onderdelen, viltstoffen, staaldraad voor snaren, gietijzeren frames en zelfs klankbodems. De industriële mechanisatie in de pianobouw nam steeds grotere vormen aan. Renner, Abel, Schwander-Herrburger, Brooks om maar enkele fabrieken te noemen.
De populariteit van de piano was enorm en door de mechanisatie kon men aan de vraag voldoen. Als voorbeeld; een stad als Berlijn had rond 1900 twee miljoen inwoners en zo’n 150 piano bouwers, London ruim 100 piano bouwers.
Bij een restauratieproces is het zoeken naar het authentieke materiaal een ware zoektocht, men moet steeds proberen, uitgaand van het te restaureren instrument, de originele kwaliteit van het onderdeel te handhaven, dit betreft vilt, besnaring (legering), leer of hamerkop.
De eerste wereldoorlog heeft ook zijn slagveld in de pianobouw gehad. De beste bleven over. Investeren in nieuwe productie methoden/machines, stijgende prijzen voor grondstoffen, lonen, en een sterke concurrentie deden veel bedrijven besluiten te stoppen. Na de tweede wereldoorlog zien we een verdere daling in het aantal piano fabrieken. Hevige concurrentie uit het verre oosten. Eén voor één worden de toonaangevende fabrikanten geveld. De kwaliteit/prijs verhouding is niet meer te handhaven. Het is pijnlijk te constateren, maar een hele wereld aan kennis, ervaring en verfijning staat op het punt te verdwijnen. De mechanische wereld heeft zijn tegenhanger gekregen in de vorm van de digitale techniek.
Alle respect voor de mogelijkheden in de elektronica, maar of het de sensitieve aanslaggevoeligheid (touch) van een vleugel of pianomechaniek kan vangen in elektronische codering, daarover heb ik mijn twijfels. Een toongenerator hoe verfijnd ook, geeft een andere trilling (geluid) dan de trilling via een klankbord opgewekt door natuurlijk materiaal.
Het zijn twee verschillende werelden.